Autisme en sensorische integratie

Bij kinderen met autisme zien we vaak dat ze moeite hebben met het verwerken van prikkels (waarnemingen). Onze zintuigen krijgen prikkels binnen. We hebben 5 zintuigen aan de buitenkant: zicht, tast, reuk, gehoor en smaak. Aan de binnenkant hebben we 2 belangrijke bewegingszintuigen: diepe druk, het ervaren van de houding van je lichaam in de ruimte en het evenwichtszintuig, het ervaren van bewegingen van je hoofd. Daarnaast zijn er nog ongeveer 15 zintuigen in je lichaam die aangeven wanneer je buikpijn hebt, honger hebt, etc. Al deze zintuigen kunnen overprikkeld of onderprikkeld zijn.

Sensorische informatieverwerking bij autisme

Sensorische informatieverwerking is het verwerken door de hersens van prikkels/informatie uit deze zintuigen, zodat je goed kunt inspelen op situaties. Is er echter een storing in de sensorische informatieverwerking dan gaan we er wel van uit dat de zintuigen goed werken, maar is de informatie naar de hersenen anders of wordt niet verwerkt. Bij kinderen met autisme zien we vaak dat ze niet goed kunnen reageren. Dit heeft gevolgen in het dagelijks leven. Alles kost meer inspanning, moeite, op veel niveaus. Zo kan handelen moeilijk zijn, bv opstaan, beginnen aan de les, etc. Als je overprikkeld bent kun je niets leren, je hersenen weigeren als het ware nog meer informatie op te nemen. Dit kan aanvoelen als een vol hoofd.

Overprikkeling

Een veel voorkomend probleem is overprikkeling. Het lijkt dan of deze prikkels het kind pijn doen en of ze als gevaarlijk worden ervaren. Dit heet een zintuigelijke afweer, een verkeerde waarneming die ervoor zorgt dat kinderen een op het oog overdreven reactie kunnen geven op bijvoorbeeld bepaalde kleding of aanraking. De reactie kan ook verschillend zijn, zo kan een streling bedreigend zijn en een stevige omhelzing heel rustgevend.

Onderprikkeling

Onderprikkeling kan ook voorkomen. Hierbij worden prikkels niet goed verwerkt en dus reageren kinderen niet of veel te langzaam. Ze zoeken dan vaak extra bewegingsprikkels om wel de alertheid te blijven voelen (fladderen, tenen lopen, etc). Zowel overprikkeling als onderprikkeling heeft invloed op je alertheid. Bij onderprikkeling ben je minder alert, bij overprikkeling ben je veel te alert. Als kinderen te alert zijn, kun je rustgevende prikkels geven, bij weinig alertheid hebben ze behoefte aan sterkere prikkels.

Voorbeelden van prikkelingen

– slecht slapen – altijd iets in je mond stoppen, bijten – eetproblemen – handen voor je oren houden – overbeweeglijk zijn, niet stil kunnen zitten – fladderen – op de tenen lopen – geen pijn voelen – rondrennen, lopen, op de kop staan – slaan en wild worden, haren trekken, knijpen – niet de trap op en af kunnen zonder hulp – van de stoel afvallen – moeilijk op gang komen – pijn of huilen bij het aantrekken van kleren. Alles wat je moet doen kost enorm veel energie. Denk er maar eens aan hoe lastig het is om zo de dag door te komen, laat staan wat te leren op school!

Sensorische integratietherapie

Om goed in kaart te brengen hoe de prikkelverwerking bij jou verloopt, kan het goed zijn om een sensorisch profiel aan te maken. Een kinderfysiotherapeut die ook een opleiding tot sensorisch integratie therapeut heeft gevolgd, kan zo’n profiel maken. Dit is ook handig om op school te laten zien waarom een kind op bepaalde situaties reageert, maar wat nog belangrijker is, wat we er aan kunnen doen.